Degelpers
Een degelpers is een drukpers die volgens het hoogdrukprincipe werkt. Hierbij worden alleen de hoogst gelegen gedeelten van de drukvorm met inkt ingerold en afgedrukt. De drukvorm kan bestaan uit loden of houten letters, lijnen en/of afbeeldingen. Een afbeelding kan een cliché, houtsnede of linosnede zijn.
Doordat de afbeelding onder hoge druk op het te bedrukken materiaal wordt aangebracht is de afbeelding niet alleen zichtbaar maar ook voelbaar. Dit geeft (tegenwoordig) vaak een exclusief karakter aan het drukwerk. In het verleden werden degelpersen ook gebruikt om braille in papier aan te brengen.
De drukvorm wordt in de degelpers geplaatst. De schijf van de pers wordt van inkt voorzien. Daarna wordt de drukvorm beïnkt. Het te bedrukken materiaal, meestal papier, wordt op de degel (een vlakke plaat) gelegd. Hiermee wordt druk op de drukvorm uitgeoefend, waardoor de afbeelding wordt overgezet op het te bedrukken materiaal.
Geschiedenis
Van de allereerste drukpersen - rond 1450 tot 1550 - zijn geen of weinig afbeeldingen bekend. Algemeen wordt aangenomen, dat deze persen waren afgeleid van de wijnpersen die toen in gebruik waren. Het waren houten constructies, met veel smeedwerk, die met de hand werden bediend: tot laat in de negentiende eeuw was drukken meestal handbediening: zowel het ininkten, in- en uitleggen van papier en het uitoefenen van de druk wordt met de hand gedaan. Men spreekt dan ook wel van een handpers. De druk wordt verkregen met behulp van een schroef, waarbij de degel wordt aangedraaid. Houten persen konden slechts een beperkt oppervlak bedrukken, de houten constructie zou anders bezwijken onder de daarvoor benodigde krachten. Daarom werd in twee "teugen" gedrukt, nadat eerst een helft was afgedrukt, werd de degel weer omhoog gebracht, het fundament met het zetsel verschoven, en pas daarna het tweede deel gedrukt.
Het papier werd werd meestal ingevocht voor het drukken, omdat het papier dan de inkt veel beter aanneemt. Om paswerk te kunnen leveren, werd het papier in een speciale constructie ingeklemd: bestaande uit: een timpaan en frisket. Het timpaan is een raam, waarop oorspronkelijk een vel dun perkament was gespannen, waarop naar behoefte extra papier werd geplakt om te zorgen dat de druk op het zetsel overal gelijk was. Het frisket bevatte een groot vel papier of perkament, waarin de pagina's waren uitgesneden. Zo kon het papier vlak en schoon blijven.
IJzerenpers
De eerste ijzeren handpersen werden in Engeland gebouwd door Lord Stanhope. Deze pers heeft nog een schroefmechanisme. Bij latere ijzeren degelpersen wordt de druk met behulp van een boom met scharnier uitgeoefend: de kniehevelpers.
Bij al deze persen staat het zetsel op een horizontale plaat: het fundament, de degel is een vlakke plaat die met een hefboom verticaal bewogen wordt.
De productiviteit van deze persen is vrij beperkt. Er was veel mankracht nodig om ze te bedienen: een man aan de trekstang, een man om in te inkten en een man om het fundament heen en weer te bewegen om het onder de pers vandaan te halen, om het timpaan en frisket open te klappen, en het papier in en uit de pers te halen. Een en ander dient dan met voldoende nauwkeurigheid te geschieden, anders passen de pagina's op schoon en weerdruk niet tegenover elkaar op het blad.
Amerikaanse degelpersen
Daarom werd in Amerika in de negentiende eeuw een aantal degelpersen ontwikkeld, die door één man bediend konden worden, en een automaat om in te inkten. Bij deze degeltypen staat het zetsel vaak verticaal opgesteld, en maakt de degel een deel van een cirkel-beweging.
- Zetsel staat vast, de degel beweegt:
- Boston-degel
- Galley-degel
- Zetsel en degel bewegen beide
- Gordon-degel
- Liberty-degel
Soms werden deze degelpersen aangedreven worden met een hefboom, die met de hand bediend werd. Zoals bijvoorbeeld de Adana-pers, die trouwens van het type Boston-degel is. Anderen werden aangedreven met een voetpedaal (de trapdegel) en een groot vliegwiel om te zorgen voor een gelijkmatige gang. Dat vliegwiel kon dan worden gebruikt om met drijfriemen de pers aan te drijven. Uiteindelijk namen elektromotoren deze functie over. Als ook het in- en uitleggen van papier geautomatiseerd wordt, dan spreekt men van een degelautomaat.
Kinderarbeid
Handzetten en corrigeren en afwerken was het werk van volwassenen. Bij deze persen legt men het te bedrukken materiaal met de hand in en uit. Dit werk, dat niet geheel zonder risico voor verwonding aan de handen was, en de degel aantrappen werd in tot in de 20e eeuw vaak als kinderarbeid uitgevoerd.
Einde
Degelpersen worden soms nog wel gebruikt voor het vervaardigen van familiedrukwerk zoals geboorte-, huwelijks- en overlijdenskaarten, visitekaartjes, enveloppen en korte circulaires. Door het relatief kleine oplages van de degelpers, de opkomst van de offset en digitalisering in de grafische wereld is de degelpers aan het einde van de twintigste eeuw grotendeels in onbruik geraakt.
Door de verscherpte regelgeving in verband met arbeidsveiligheid moeten de laatste nog in grafische bedrijven opgestelde degel-automaten, meestal zijn dat Heidelberger degels, aangepast worden met een extra afscherming, wat echter het afstellen van de machine niet gemakkelijker maakt. Daar de kosten vaak niet meer tegen de baten opwegen, verdwijnen steeds meer van deze machines.
Musea
Degelpersen zijn te bewonderen in de zeer vele grafische musea, die Nederland en België rijk is. Zoals bijvoorbeeld in het Plantin-Moretus museum in Antwerpen, waar een grote collectie oude houten handpersen te zien is, verder zijn er degelpersen in: Etten-Leur, Groningen, Meppel, Zutphen, Maastricht, Turnhout (2 musea), Gent (MIAT), Brussel en nog vele andere zoals in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.