| Apex | De scherpe punten waar de balken van letters als A, M, W, Y samen komen in een hoek van minder dan 90º. |
| Arm (Arm) | Een korte horizontale dwarsstreep die niet verbonden is aan één of beide uiteindes. Bevind zich in de letters E, F, L, T, of schuin in de letters Y, K, V en W. |
| Basislijn (Baseline) | De onzichtbare lijn waarop de letters staan. |
| Beeld (Impression) | Het onderdeel van een letter dat de drukinkt overdraagt. |
| Been (Tail) | Een neerwaartse streep, vaak decoratief. |
| Buik/Ronding (Bowl) | Een gebolde streek die het oog van een letter insluit. |
| Corps (Corps) | In de typografie wordt de grootte van de letter aangeduid met de term 'corps'. Het corps van een lettertype bestaat uit de stok + x-hoogte + staart, dus de fysieke totale ruimte die een lettertype in de hoogte inneemt. Het corps wordt meestal uitgedrukt in punten. Het probleem is dat er verschillende definities van het begrip 'punt' bestaan. Zo zijn er Pica-punten, Didot-punten en fractionele punten. |
| Discrete Ligature | Eén of twee letters die samengevoegd zijn tot een nieuwe letter, waarbij de ontwerper een der letters een heel ander aanzien geeft. |
| Dwarsstreep (Crossbar) | Een horizontale dwarsstreep die twee balken met elkaar verbind, zoals in de de A en H, of eenvoudige streken als in de f en t. |
| E-balk (e-Bar) | Recht of schuin. |
| Haarlijn (Hairline) | De dunne delen van een schreef lettertype. Deze haarlijnen zijn mede bepalend voor het contrast van het lettertype. |
| Hals (Neck) | Het korte stijgende deel in de kapitale G. |
| Kapitaal (Uppercase) | Een hoofd- of bovenkastletter. Een letter, of een groep van letters, die gebruikt worden aan het begin van een zin of voor 'eigen namen'. |
| Kapitaalhoogte | Is de hoogte van de kapitaal letter tussen de basislijn en de kapitaallijn. |
| Kleinkapitaal (Small Caps) | Kapitalen die in een kleinere grootte gezet zijn dan de gewone kapitalen van het betreffende lettertype. Er zijn (uitgebreide) letterfonts die een kleinkaptitaal hebben. |
| Letteras | De as van de letter. Deze kan verticaal, overdreven of licht hellend zijn. |
| Ligatuur (Ligature) | Eén of twee letters die samengevoegd zijn tot een nieuwe letter. |
| Lus (Loop) | Het (deels) ingesloten oog van een 'dubbel-laags g' dat onder de basislijn uitsteekt. |
| Neerhaal (Diagonal Stroke) | Een diagonale dwarsstreep. |
| Onderkast (Lowercase) | Een niet kapitale letter, tevens de noemer van de x-hoogte. De letters met een kleinere vorm in een lettertype. |
| Oog of Pons (Counter) | Volledig of deels omsloten ruimte binnen een letter, zoals de O, a, e, p, maar ook de c en m. |
| Oor (Ear) | Een smalle dwarsstreep die rechtsboven uitsteekt uit sommige onderkast g's. |
| Opening (Aperture) | De opening van letters als C, c, S, s, a, e. Opening aan het einde van een open oog. |
| Schacht of Stam (Stem) | Verticale been bij hoofd of onderkast letters. Ze worden gebruikt als een verbinding naar de staart (ascenders). De letter “o” heeft geen stam, de letter “l” daarentegen bestaat alleen uit een stam al of niet met schreven. |
| Schouder (Shoulder) | Een gebogen streep die uit een balk komt. |
| Schreef (Serif) | Het onderdeel van een lettertype dat aan de uiteindes van de letters uitsteekt. De schreef is een niet-structureel detail. |
| Spoor (Spur) | Een klein uitsteeksel aan een gebogen streep. |
| Staart (Descender) | Het deel van een letter dat onder de basislijn uitsteekt. Staartletters uit een lettertype zijn: g, j, p, q, ij, y. |
| Staartletter | Een letter met een staart, g, j, p, q, ij, y. |
| Stok (Ascender) | Ook wel ascender genaamd: wat boven de x-hoogte uitsteekt. Deze komen voor op onderkast letters die boven de x-hoogte uitsteken. Stokletters uit een lettertype zijn: b, d, f, h, k, l, t. |
| Stokletter | Een letter met een stok; b, d, f, h, k, l, t. |
| S-curve (Spine) | De gebogen basis streep van de letters S en s. |
| Uitloop (Finial) | Het einde van een lijn die niet eindigt op een schreef. Een geknepen of gebogen uiteinde, bijvoorbeeld aan het uiteinde van de e. |
| Verbinding (Link) | De verbinding die de boven- en onderkant van een 'dubbel-laags g' met elkaar verbindt. De verbinding die het been met een ronding of neerhaal maakt. |
| Verdikking | De streek (Gerrit Noordzij), spanning of lijnvoering van een lettertype wordt bepaald door: – de aard van het teken- of schrijfgereedschap, – de uitgeoefende druk en – de schrijfhoek. Of met de woorden van G. Noordzij het ononderbroken spoor van een werktuig op het schrijfvlak. |
| Vlag (Terminal) | Het einde van een balk zonder schreef. De overspannende kromming die je aantreft bij de r, f of a. |
| Vlees | De tegenvorm van een letterbeeld; alle ruimte die in en rond de letter wit blijft. |
| X-hoogte (x-height) | De hoogte van onderkant van de basislijn tot de bovenkant van de onderkastletter (zonder stok). De x-hoogtes verschillen per lettertype, dus 10-punts Helvetica heeft niet dezelfde x-hoogte als een 10-punts Myriad Pro. |
| | |