Header
Spijkerschrift (Cuneiform)

Spijkerschrift (Cuneiform)


Het spijkerschrift of cuneiforme schrift (cuneus is Latijn voor wig) werd tussen 3300 en 2900 v.Chr. ontwikkeld vanuit een beeldschrift in het zuiden van Mesopotamië, in het land van Sumer, in het huidige Irak. Daardoor is het Sumerisch de oudste bewaard gebleven taal van het Oude Nabije Oosten. Het spijkerschrift werd geschreven op kleitabletten, waarop men met een rietstengel wig- en spijkervormige inkepingen maakte. Een specifieke combinatie van inkepingen vormt èèn spijkerschriftteken of ook wel spijker genaamd. Zo'n teken is een simplificatie van een pictogram of een ideogram. Er zijn in de loop van de tijd ongeveer 600 verschillende spijkers ontwikkeld.

Sinds kort weet men dat het schrift niet enkel in iconische tekens of pictogrammen zijn oorsprong vindt maar ook in (iconische) voorwerpen (zogenaamde tokens), die ten dele ook de voorlopers zijn van de spijkerschrifttekens.

Voorgeschiedenis

Het spijkerschrift onderging een taalkundige evolutie. Bij archeologische opgravingen in het Nabije Oosten vonden onderzoekers regelmatig kleivormpjes, die ze 'tokens' noemden. Ze kwamen al voor in de vroegste agrarische gemeenschappen uit het 8e millennium v.Chr. De creatie van landbouwoverschotten en een veestapel veranderden de manier van handel, waardoor de behoefte aan boekhouding ontstond. Voor alle mogelijke verhandelbare producten ontwierp men verschillende kleivormpjes. Deze waren niet noodzakelijk realistische voorstellingen van de objecten of producten. Zo stelde een schijfje met een kruis erop een schaap voor.

Om het aantal verhandelde producten en eventuele tegoeden te kunnen bijhouden, bewaarde men een gelijk aantal tokens van dat product in een recipiënt (zak, pot, bal uit klei of bulle). Dat systeem werkte lang zonder al te grote problemen. Men bedacht zelfs een systeem om fraude te bestrijden. Door de tokens binnen in een bulle te stoppen en het volledige oppervlak van die bulle te verzegelen met de zegels van de betrokken partijen, kon de inhoud niet veranderd worden zonder medewerking van alle betrokken partijen en kon ieder op het moment dat bijvoorbeeld schulden vereffend werden de juiste inhoud verifiëren.

Op den duur ontstond de behoefte aan een flexibeler systeem. Om ook tussentijdse controles van de tokens in de bullen mogelijk te maken, tekende men op de buitenzijde de tokens die erin zaten na en gaf men ernaast de hoeveelheid ervan weer. Deze innovatie kan als de geboorte van het schrift beschouwd worden, want deze tekeningen zijn leesbare symbolen voor begrippen. De noodzaak om tokens in bullen te stoppen verdween. Een gewoon tablet met daarop de tekens en het aantal ervan met een zegeling van de betrokken partijen volstonden.

Evolutie van het spijkerschrift

Het spijkerschrift heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt. Aan het eind van het 4e millennium v.Chr. schreef men nog niet door met een stylus (schrijfstok met scherpe hoek) in klei te duwen. De verschillende tekens werden eerder in klei gekrast; ze zien eruit als tekeningen (fases 1 en 2 op illustratie hieronder). Pas vanaf het begin van het 3e millennium v.Chr. ging men voor een groot deel van de op dat ogenblik gebruikte schrifttekens een spijkerschriftvariant uitwerken. Eerst draaide men de tekening 90° (fase 3) en dan bootste men de originele schrifttekening na door met een stylus een aantal keren in de klei te duwen. Deze inkepingen in de klei van de stylus zien eruit als spijkers, vandaar de Nederlandse naam: spijkerschrift.

Overzicht bij de illustratie.

De afbeelding toont de evolutie van het spijkerschrift teken SAG "hoofd", 3000-1000 vChr.
1. het pictogram zoals het was getekend rond 3000 vChr.
2. het geroteerde pictogram zoals geschreven rond 2800 vChr.
3. de geabstraheerde glyph in archaïsche monumentale inscripties, van ca. 2600 vChr.
4. het teken als geschreven in klei, eigentijds tot fase 3.
5. laat 3e eeuw vChr. (Neo-Sumerisch).
6. oud Assyrisch, vroeg 2e eeuw vChr., zoals aanvaard in het Hethiet
7. vereenvoudigd teken als geschreven door Assyrische schrijvers in de vroege 1e eeuw vChr.


Het assortiment spijkerschrifttekens was dus geen constant gegeven en varieerde bovendien ook plaatselijk. Eerst had elke regio of stadstaat zijn eigen specifieke variant; uiteindelijk blijven er twee over, die samenvielen met de twee grote politieke entiteiten van Mesopotamië, het Babylonisch (Zuidelijk Mesopotamië) en het Assyrische (Noordelijke Mesopotamië) spijkerschrift.

Het spijkerschrift is hoofdzakelijk een syllabisch schrift: elk teken staat voor èèn of in de meeste gevallen voor meerdere lettergrepen. Deels is het ook een logografisch schrift: naast hun syllabische waarde hebben bepaalde tekens nog èèn of meerdere woordwaarden. Eèn spijker kan zo staan voor de lettergrepen "ba" en "pa", maar daarnaast ook het woord "geven" aanduiden. Bij het lezen van een kleitablet moet de lezer dus op elke plaats in de zin uitmaken welke waarde van het geschreven teken daar van toepassing is.

Hoewel de oudste toepassing van het schrift een economische was (ontvangstbewijzen, contracten, enzovoorts), verschenen al rond 2400 v.Chr. de eerste literaire composities. In de loop van het 3e millennium v.Chr. verspreidde het gebruik van het spijkerschrift zich over grote delen van Mesopotamië en Syrië. Andere volkeren namen het schrift over om er in hun eigen taal mee te schrijven. De eersten waren de directe buren van Sumer, zoals Elam met het Elamitisch. Toen Semitische volken deze regio gingen bevolken, namen ook zij het spijkerschrift over. De eersten waren de inwoners van Ebla (Eblaïtisch) en de Oud-Akkadiërs (Akkadisch). Vooral door toedoen van die laatsten, na de inname van Sumer door Sargon de Grote, verspreidde het schrift zich snel via het rijk dat Sargon stichtte. Ook de bekendste volkeren van Mesopotamië, de Babyloniërs en de Assyriërs namen het spijkerschrift over. Zij spraken dialecten van het Akkadisch. Later, rond 1400 v.Chr. kwamen daar ook Indo-Europese talen zoals Hettitisch, Palaisch en Luwisch bij.

Een revolutie in het spijkerschrift voltrok zich in de Syrische kuststad Ugarit. In de 14e eeuw v.Chr. gingen zij hun taal, het Ugaritisch, neerschrijven met een vereenvoudigde vorm van het spijkerschrift. Ze schreven nog steeds met een rietstengel of stylus in een kleitablet, maar ontwikkelden 31 tekens waarmee alle klanken in hun taal geschreven konden worden, een alfabetisch schrift. In Mesopotamië behield men het klassieke spijkerschrift. In het Assyrische en het Babylonische rijk bleef het ingewikkelde Mesopotamische spijkerschrift nog tot laat in het 1e millennium v.Chr. in gebruik. Ook de Perzen namen naast het Aramese schrift een sterk vereenvoudigde vorm van het spijkerschrift over. De laatste bewaard gebleven teksten zijn van ca. 75 na Chr. Tegen die tijd echter was het alfabetische Aramese schrift allang algemeen in gebruik in het Nabije Oosten. Het was veel eenvoudiger om te leren, te lezen en te schrijven.

Gevolgen

Gedurende een periode van 3000 jaar schreven de inwoners van Mesopotamië en grote delen van het Oude Nabije Oosten in het spijkerschrift op kleitabletten. Voor zover deze kleitabletten niet opzettelijk vernield werden, hebben ze de tand des tijds vrij goed doorstaan. Het spijkerschrift raakte in onbruik vanwege zijn complexiteit, maar omdat het geschreven werd op kleitabletten, hebben opgravingen van Mesopotamische steden veel meer authentieke geschreven historische bronnen opgeleverd dan bijvoorbeeld die van de Grieken en Romeinen, die op vergankelijker materiaal schreven. Miljoenen kleitabletten zijn sinds ca. 1850 bij archeologische opgravingen aan het licht gekomen. Alle mogelijke facetten van het dagelijkse, religieuze en economische leven van toen zijn zo bewaard gebleven en worden nu bestudeerd door de wetenschap die assyriologie heet.

Getallen

Van de Sumerisch-Akkadische beschaving is onder andere veel wiskundige kennis bewaard gebleven. Teksten, tabellen, berekeningen en redeneringen heeft men teruggevonden, ingekrast in kleitabletten. De wijze van schrijven van getallen is niet tientallig, maar zestigtallig (niet decimaal maar sexagesimaal; zie ook: Babylonische cijfers).

In de hedendaagse culturen zijn duidelijke sporen te vinden van het zestigtallig stelsel. Denk maar aan de hoek- en tijdmeting. De indeling van de cirkel in 360 graden is een Sumerisch-Akkadische uitvinding, met name de dierenriem van 12 x 30 booggraden. Ook de dagindeling van 2 x 12 uur danken wij aan hen, plus het uur van 60 minuten en de minuut van 60 seconden.