Header
Inkt en Oost-Indische inkt

Inkt en Oost-Indische inkt




Inkt is een vloeibaar kleurmiddel dat gebruikt wordt om te schrijven of om te drukken. Meestal is inkt zwart of blauw, maar er bestaan ook anders gekleurde inkten. Inkt voor persoonlijk gebruik zit in een inktpot.

In strikte zin is inkt een oplossing of colloïdale oplossing van kleurstoffen. In die zin verschilt inkt van verf, dat bestaat uit een smeersel met pigmenten.

Er bestaan verschillende soorten inkt:

  • drukinkt, waarvan offsetinkt een speciale vorm is. Deze inkten zijn in feite een verf omdat ze pigmenten bevatten in plaats van kleurstoffen.
  • Oost-Indische inkt
  • vulpeninkt (in een inktpatroon)
  • balpeninkt
  • ecoline
  • inktcartridge (voor printers)

Geschiedenis

De eerste inkten waren in gebruik bij de Chinezen en de Egyptenaren en later bij de Arabieren. Ze dateren van 2500 v.Chr. of ouder en ze waren gebaseerd op roetdeeltjes die in suspensie werden gehouden door gom of hars. Roet of lampenzwart kon onder meer worden verkregen door onvolledige verbranding van plantaardige oliën, zoals sesamolie en Chinese houtolie. Voorts kende men bister-inkt dat bestond uit teerhoudend roet van verbrand harshoudend hout. Ook kende men sepia-inkt. Dit soort inkten bestond al omstreeks 500 v.Chr.

De ijzer-gallusinkt (ook: ferrotannine-inkt of ijzergalnoteninkt) werd omstreeks de 11e eeuw ontdekt. Ze worden gevormd door een reactie van looizuur, dat in de galappels aanwezig is, met een metaalzout (ijzer(II)sulfaat of koper(II)sulfaat). De kleur ontstond echter pas wanneer de inkt aan de lucht werd blootgesteld. Daarom voegde men kleurstoffen toe (blauwhout, indigo, sepia) teneinde de inkt al enige kleur te geven. De inkt bevatte echter ook zuren die bij de reactie ontstonden of die eraan toegevoegd werden om bezinken van de inktdeeltjes te voorkomen. Deze zuren leidden op termijn tot de aantasting van de ondergrond, de zogenaamde inktvraat.

Gedurende de tweede helft van de 19e eeuw verschenen inkten op basis van anilinekleurstoffen en op basis van synthetische alizarine. Tal van synthetische kleurstoffen zoals anilineblauw, methyleenblauw, eosine, nigosine en methylviolet werden nu toegepast.



Oost-Indische inkt

Oost-Indische inkt is een lichtechte diepzwarte inkt die veel door kunstenaars wordt gebruikt. Voordat de computer zijn intrede deed op de tekenkamer werd deze inkt daar ook gebruikt voor het maken van technische tekeningen op calqueerpapier. Het is een van de oudst bekende soorten inkt.

De inkt bestaat uit moleculen zuivere koolstof (roet) die door wrijving in water zijn gesuspendeerd en zich blijvend in colloïdale suspensie bevinden. Er is dus geen sprake van een pigment. Er is ook geen bindmiddel, arabische gom of een soortgelijke stof, nodig om na het drogen deeltjes aan het papier en aan elkaar te binden. De moleculen slaan na droging van het water op de drager neer in een door water onoplosbare brosse koolstoffilm.

De naam "Oost-Indische inkt" werd en wordt echter voor allerlei inkten gebruikt waar roet (lampenzwart) inzit en de meeste daarvan hadden wel degelijk Arabische gom of schellak als bestanddeel om de film minder bros te maken; dit vermindert echter in het eerste geval de watervastheid; schellak is echter zelf ook watervast.

Hoewel de gebruikelijke vorm van Oost-Indische inkt vloeibaar is, kwam deze inkt vroeger in de handel in de vorm van blokjes die op een wrijfsteen fijngewreven werden met water. Deze blokjes werden gevormd door het roet met een gom te mengen, de taaie massa in stukken te snijden en deze brokken te bakken. Traditioneel bevatte de inkt hierdoor een gombestanddeel.

Zelfs na eeuwen verbleekt de inkt niet - pure koolstof kan immers niet door het licht afgebroken worden - en het is ook op zeer afgesleten papyri en perkamenten nog mogelijk de tekst te lezen, vaak betrekkelijk beter met behulp van infrarood licht.