Header
Linotype

Linotype




De Linotype is een regel zetmachine. In één machine zijn de functies van zetten en gieten verenigd.

De Linotype werd ontwikkeld in de V.S. door de Duitse immigrant Ottmar Mergenthaler. De machine werd vanaf 1886 geproduceerd. De Linotype werd vooral gebruikt voor het zetten van tekst voor kranten en tijdschriften. De Linotype werd ook wel gebruikt bij het vervaardigen van boeken. Een bijna identieke gietmachine is de Intertype.

Beschrijving

Op een Linotype wordt de tekst met behulp van een toetsenbord ingevoerd. Bij het aanslaan van een toets valt een matrijs met een letterteken uit een magazijn in een houder. Spaties vallen vanuit een ander kanaal tussen de woorden. Dit kunnen vaste spaties zijn, maar ook wig-spaties, die voor het gieten de regel afsluiten, en samen zorgen voor een uitgevulde regel. Als de regel (line) vol is wordt deze gegoten: zo ontstaat een hele zetregel uit één stuk metaal, dat na gebruik kan worden omgesmolten en opnieuw gegoten.

Zetmachines leverden een grote tijdsbesparing op in vergelijking met het handmatige letterzetten. Bovendien werd telkens nieuwe letters gegoten, zodat geen slijtage ontstond zoals bij herhaaldelijk gebruik van handletters.

Bij Linotype is de gieter ook degene die de tekst uittikt. Dit handwerk is een rem op de productiviteit. De machine kan veel meer gieten dan er ingetikt kan worden. Daarom werd er in de jaren 60-70 van de twintigste eeuw een papierband-systeem ontwikkeld, waarbij de band later de gietmachine als een automaat ging besturen. Net zoals dat al veel langer het geval was bij de Monotype-zetsel-gietmachines.

Met de opkomst van de fotografische zettechniek verdwenen in Europa de hete-lood-zetmachines uit de drukkerijen. Grafische musea herbergen nog zetmachines, maar daarnaast bewaren 'private presses' door heel Europa en Amerika typografische machines, en proberen ze in bedrijf te houden.

Het letterontwerp van Linotype

Op een linotype-matrijs staat naast het "romein" ook de "cursief" van het teken. Een cursief kon worden gegoten door de matrijs in een iets hogere positie te brengen.

Als gevolg hiervan moeten de cursieven altijd even breed zijn als de romeinen. Wat voor letterontwerpen een groot nadeel is, óf de romein is lelijk, óf de cursief is zeer gekunsteld.

Bij het concurrerende Monotype-zet-systeem, was dit niet nodig. Daar werden letters los van elkaar gegoten, en bijgevolg had de ontwerper veel meer vrijheid wat betreft de breedte van het cursieve teken. Die was onafhankelijk van de romein.